De levensstijl aanpassen is ruim evenveel waard als geneesmiddelen en zo bepaal je actief mee het succes van de behandeling! Zoals vermeld gaat hartfalen gepaard met het ophouden van zout en vocht door je lichaam. Tevens put het op termijn de reserves uit, niet enkel van het hart, maar ook van andere organen en spieren. De levensstijlaanpassingen richten zich dus vooral op deze onderdelen.
Zelfs bij beginnend hartfalen is zout een ware boosdoener. Natrium in zout houdt vocht vast en leidt tot vochtopstapeling in het lichaam. Charcuterie, bereide maaltijden en brood zijn erg zoutrijk: een normaal dieet bevat makkelijk 10 g zout, voeg dus zeker geen extra zout toe. Kruiden en specerijen bevatten weinig zout en kunnen dus veilig volop gebruikt worden om smaak te geven aan de maaltijden.
Een diëtist of voedingsdeskundige kan je helpen bij het samenstellen van aangepaste menu’s of een berekening van je dagelijkse zoutinname. Gedetailleerde informatie vind je op deze pagina.
Patiënten met hartfalen hebben vaak de neiging om zout en water op te houden in het lichaam en in de bloedcirculatie. Dit kan leiden tot een extra belasting voor het hart met ophoping van vocht in de longen, toename van kortademigheid en/of zwelling van de voeten en/of benen.
Daarom wordt vaak aangeraden om niet te veel te drinken. Dit is vooral belangrijk voor patiënten die plaspillen (vochtafdrijvers, diuretica) moeten nemen. Bij deze patiënten kan te veel drinken aanleiding geven tot nood aan een hogere dosis plaspillen en bijgevolg meer moeten plassen.
Voor patiënten die geen diuretica moeten nemen, is dit advies minder strikt zolang er geen tekens optreden dat het lichaam vocht ophoudt (oplopend gewicht, toenemende kortademigheid, zwelling van de onderbenen).
Uitzonderingen: bij erg warm weer of aanhoudend vochtverlies zoals braken, diarree
of hevig transpireren mag u wat extra vocht innemen.
Een diëtist of voedingsdeskundige kan u helpen de hoeveelheid vochtinname te
berekenen en gericht advies te geven. Gedetailleerde informatie vind je op deze pagina.
Vochtopstapeling gaat gepaard met gewichtstoename en deze gaat vaak vooraf
aan symptomen. Wegen behoort dus tot de dagelijks routine. Zodra je 2 kg of meer
bijkomt op 2-3 dagen, is het mogelijk dat je vocht ophoudt. Contacteer dan je arts
of hartfalenkliniek. Je streefgewicht kan bepaald worden door je arts. Noteer
dagelijks je gewicht en zo mogelijk pols en bloeddruk in je hartfalendagboek.
Streef daarnaast een normaal gewicht na. Een BMI (body mass index) van 20 tot
25 is de richtwaarde. Een BMI > 30 verhoogt je kans op hart- en vaatziekten. Je
gewicht in kg gedeeld door het kwadraat van je lengte in meter geeft de BMI. Een
diëtist of voedingsdeskundige kan je helpen een plan op te stellen voor vermagering
bij een BMI > 25.
Regelmatige fysieke activiteit zoals wandelen, zwemmen, fietsen hebben een
uitermate positieve werking en bewezen effect. Eventueel kan je in een programma
ingeschakeld worden bij de kinesist of op de dienst cardiorevalidatie. Vermijd piekinspanning, competitiesport, gewichten heffen en inspanning bij extreme temperaturen. Spreek erover met je arts.
Bij de kinesitherapeut word je gemotiveerd en gecoacht, zowel tijdens als na je opname voor hartfalen, tijdens de eerste stappen in je revalidatie. Je krijgt een haalbaar beweeg- en trainingsprogramma gericht op het verbeteren van je conditie en uithouding. Daarbij houden we rekening met jouw persoonlijke situatie en de fase van herstel waarin je zit. Tijdens je opname starten we met een lage intensiteit: ademhalingsoefeningen in bed, actieve oefeningen met armen en benen in zit of stand, en later stappen, fietsen en traplopen. Daarnaast geven we je tips en leren we je handige trucs aan voor thuis.
Tijdens de ambulante cardiale revalidatie werk je verder aan je conditie en kracht op basis van de resultaten van een inspanningstest en met behulp van verschillende fitnesstoestellen, zoals een hometrainer, armfiets, loopband, cross-trainer en krachtoestellen. Het revalidatieprogramma wordt telkens aangepast aan jouw vooruitgang en varieert in frequentie, intensiteit en tijdsduur. Het doel is om je in elke fase het juiste aanbod van beweging of fysieke activiteit voor je dagelijkse leven te bieden, en je daarbij het vertrouwen te geven om dit met een gerust hart te doen.
Het multidisciplinaire hartfalenrevalidatieprogramma omvat ook begeleiding op dieet-, psychologisch en sociaal vlak. Vermijd piekinspanningen, competitiesport, het heffen van gewichten en inspanningen bij extreme temperaturen.
Roken: Roken verhoogt sterk de kans op hart-en vaatziekten, alsook kanker. Er bestaan hulpmiddelen om te stoppen met roken, zoals medicatie of psychologische begeleiding. Spreek erover met je arts.
Alcohol: Overmatig alcoholverbruik schaadt het hart. Indien je alcohol drinkt, beperk dit tot maximum 2 eenheden per dag. En drink minstens enkele dagen per week geen alcohol.
Gezonde voeding. Gezonde voeding is in de regel arm aan suiker en verzadigde vetten en gevarieerd met 2 porties fruit en 2 porties groenten per dag. Vermijd goede boter en
opteer eerder voor margarine of olijfolie. Vette vis (zalm, makreel) alsook noten, zaden en pitten zijn een natuurlijke bron van gezonde vetzuren. Een diëtist of voedingsdeskundige kan je helpen een gevarieerde en gezonde voeding samen te stellen, naar je persoonlijke behoefte en smaak.
Seksuele activiteit. Dergelijke activiteit is te vergelijken met een normale inspanning
en is dus niet gevaarlijk. Bij klachten tijdens seksuele activiteit zoals kortademigheid, pijn of hartkloppingen, stop je best en overlegt je met je arts. Erectiestoornissen of libidoverlies zijn niet ongewoon bij hartfalen, spreek erover met je arts.
Op reis. Reizen is zeker mogelijk met hartfalen. Grote hoogtes, extreme temperaturen
en langdurig zonnebaden worden best vermeden. Dit bespreekt je liefst met je arts
op voorhand. Vaak is de inname van vocht, alcohol en zout (onbewust) hoger op reis,
dit kan een opstoot van hartfalen uitlokken. Wees dus bedacht op je dieetgewoonten,
net zoals in je thuissituatie.
Neerslachtigheid. Hartfalen gaat gepaard met lichamelijke ongemakken en uitputting
van reserves. Het is vaak moeilijk te aanvaarden dat men hierdoor getroffen wordt. Daarom is het niet ongewoon dat dit gepaard gaat met een mentale weerslag: gevoelens van verdriet, woede, ongeloof, somberheid of neerslachtigheid kunnen zich voordoen. Verdring dergelijke gevoelens niet, maar spreek erover met je naaste omgeving. Ook bij je arts kan je hiervoor terecht. Zo nodig kan professionele hulp worden ingeschakeld van psychologen en/of psychiater. Daarnaast bestaan er medicijnen die angst en depressie op een veilige manier kunnen verminderen
bij patiënten met hartfalen.
Autorijden. Bespreek met je hartfalenarts of het nog veilig is voor jou om met de auto
te rijden. Denk eraan dat het openbaar vervoer een veilig alternatief is. In geval van
implantatie van devices zoals pacemaker en/of defibrillator, bestaan er tevens wettelijke
bepalingen rond autorijden. Deze dienen gerespecteerd te worden.